Nr24 - Zav

  UP-DATE'S -- Hier vindt U de recente wijzigingen, toevoegingen en actuele publicaties

 

 

 

 

 

Start
Omhoog
English
עברית
Español
Wie zijn wij?
Activiteiten
Shabbath in Susya
Thora
Tenach
Emuna
Mitswot
Het Joodse vragertje
Messias
Beth HaMikdash
Joods denken
Jodendom
Kabbalah
ISRAEL
Zionisme
Aliyah
Gebeden
Zmirot
Citaten
Links
Noachidisch
Lectuur

 

 

Thora-gedeelte Zav (beveel)

 

Zav (beveel), Lev 6:1(8)-8:36, Haftarah: Jer 7:21-8:3, 9:22-23,

 

Lev 6:1(8)-8:36  8 (6:1) De Eeuwige sprak tot Moshé:  9 (6:2) Gebied Aharon en zijn zonen het volgende : Dit is de wet op het brandoffer. Het brandoffer zal op de vuurhaard op het altaar de ganse nacht tot de morgen blijven liggen , en het vuur van het altaar zal daarop blijven branden. 10 (6:3)  En de priester zal zijn linnen kleed aandoen en een linnen broek over zijn lichaam aantrekken; dan zal hij de as wegnemen, waartoe het vuur het brandoffer op het altaar verteerd heeft, en hij zal die naast het altaar storten.  11 (6:4) Daarna zal hij zijn klederen uitdoen en andere klederen aantrekken, en de as zal hij brengen buiten de legerplaats, op een reine plaats.  12 (6:5) En het vuur op het altaar zal brandende gehouden worden, het mag niet uitgaan.  Daarop zal de priester elke morgen hout aansteken, het brandoffer erop schikken en daarop de vetstukken van het vredeoffer in rook doen opgaan.  13 (6:6) Een vuur zal voortdurend brandende gehouden worden op het altaar, het mag niet uitgaan.  14 (6:7) Dit is de wet op het spijsoffer. De zonen van Aharon zullen het voor het aangezicht van de Eeuwige voor het altaar brengen.  15 (6:8)  En een zal daarvan een handvol nemen,  van het fijn meel van het spijsoffer en van de olie daarvan, en al de wierook die op het spijsoffer ligt, en zo zal hij dit op het altaar in rook doen opgaan, tot een liefelijke reuk ten gedenkoffer daarvan voor de Eeuwige.  16 (6:9) Wat daarvan overblijft, zullen Aharon en zijn zonen eten: als ongezuurde koeken zal het gegeten worden op een heilige plaats; in de voorhof van de tent der samenkomst zullen zij het eten.  17 (6:10)  Het zal ongezuurd gebakken worden; als hun aandeel aan mijn vuuroffers heb Ik het gegeven ; het is allerheiligst, evenals het zondoffer en het schuldoffer.  18 (6:11) Allen die van het mannelijk geslacht zijn onder de nakomelingen van Aharon, zullen het eten; dit zij een altoosdurende inzetting voor uw geslachten ten aanzien van de vuuroffers van de Eeuwige; al wie het aanraakt, zal heilig worden.  19 (6:12) De Eeuwige sprak tot Moshé: 20 (6:13) Dit is de offergave, die Aharon en zijn zonen de Eeuwige zullen brengen op de dag,  dat hij gezalfd wordt: een tiende efa fijn meel als een dagelijks spijsoffer, de helft des morgens en de helft des avonds.  21 (6:14) Het zal op een bakplaat in olie bereid worden, gij zult het doorgeroerd brengen,  als een spijsoffer, aan brokken zult gij het offeren, tot een liefelijke reuk voor de Eeuwige.  22 (6:15) En de priester, die uit zijn zonen in zijn plaats de gezalfde zal zijn, zal dit doen;  het is een altoosdurende inzetting, het zal geheel voor de Eeuwige verbrand worden.  23 (6:16)  Elk spijsoffer van een priester zal geheel verbrand worden, het zal niet worden gegeten.  24 (6:17) De Eeuwige sprak tot Moshé:  25 (6:18) Spreek tot Aharon en zijn zonen : Dit is de wet op het zondoffer: ter plaatse waar het brandoffer geslacht wordt , zal ook het zondoffer geslacht worden voor het aangezicht van de Eeuwige, het is allerheiligst.  26 (6:19) De priester die het als zondoffer offert, zal het eten; op een heilige plaats zal het gegeten worden, in de voorhof van de tent der samenkomst.  27 (6:20)  Al wat met het vlees daarvan in aanraking komt , zal heilig zijn, en als iets van het bloed ervan op een kledingstuk spat,  zult gij hetgeen waarop het spatte, op een heilige plaats wassen.  28 (6:21) En het aarden vat waarin het gekookt is , zal stukgeslagen worden, en indien het in een koperen vat gekookt is, dan zal dit geschuurd en met water gespoeld worden.  29 (6:22) Allen die van het mannelijk geslacht zijn onder de priesters, zullen het eten, het is allerheiligst.  30 (6:23) Maar geen zondoffer, van welks bloed in de tent der samenkomst gebracht werd om in het heiligdom verzoening te doen,  zal gegeten worden; met vuur zal het verbrand worden.  7:1 Dit is de wet op het schuldoffer: het is allerheiligst.  2  Ter plaatse waar men het brandoffer slacht , zal men het schuldoffer slachten; en het bloed daarvan zal men rondom op het altaar sprengen.  3  Al het vet daarvan zal men offeren,  de vetstaart en het vet dat de ingewanden bedekt .  4  Ook de beide nieren en het vet dat daaraan zit, dat aan de lenden is, en het aanhangsel aan de lever, dat hij met de nieren moet wegnemen.  5  De priester zal dit op het altaar in rook doen opgaan als een vuuroffer voor de Eeuwige; het is een schuldoffer.  6  Allen die van het mannelijk geslacht zijn onder de priesters, zullen het eten; op een heilige plaats zal het gegeten worden; het is allerheiligst.  7  Wat voor het schuldoffer geldt, geldt ook voor het zondoffer; een zelfde wet geldt daarvoor: het zal zijn voor de priester die daardoor verzoening doet.  8  En de priester die iemands brandoffer brengt, de huid van het brandoffer dat hij brengt, zal voor die priester zijn.  9  Elk spijsoffer dat gebakken wordt in de oven, en al wat bereid is in de pan en op de bakplaat, is voor de priester die het brengt, voor hem zal het zijn.  10  Elk spijsoffer dat met olie aangemaakt of droog is, zal voor alle zonen van Aharon zijn, voor de een zowel als voor de ander.  11 ¶ Dit is de wet op het vredeoffer, dat men de Eeuwige brengen zal.  12  Indien men het zal brengen als een lofoffer, dan zal men met het lofoffer ongezuurde koeken brengen, met olie aangemaakt, en ongezuurde dunne koeken, met olie bestreken, en doorgeroerd fijn meel, koeken met olie aangemaakt.  13  Met koeken van gezuurd brood zal hij zijn offergave brengen, nevens zijn vredeoffer als lofoffer.  14  En van elke offergave zal hij er een brengen als heffing aan de Eeuwige; voor de priester die het bloed van het vredeoffer sprengt , zal die zijn.  15  En het vlees van zijn vredeoffer als lofoffer zal op de dag van zijn offergave gegeten worden ; niets daarvan zal hij tot de morgen over laten.  16  Indien het slachtoffer dat hij als offergave brengt, een gelofteoffer of een vrijwillig offer is, dan zal het op de dag waarop hij zijn slachtoffer brengt, gegeten worden, en op de volgende dag zal ook hetgeen daarvan overbleef, gegeten worden.  17  Maar wat dan nog van het vlees van het slachtoffer overblijft, zal op de derde dag met vuur worden verbrand.  18  Indien toch op de derde dag gegeten wordt van het vlees van zijn vredeoffer , dan zal hij die dat gebracht heeft, niet welgevallig zijn; het zal hem niet ten goede gerekend worden, het zal iets verfoeilijks zijn , en wie daarvan eet, zal zijn ongerechtigheid dragen.  19  En vlees dat met iets onreins in aanraking komt, zal niet gegeten worden,  het zal met vuur verbrand worden; wat overigens het vlees betreft, ieder die rein is, mag vlees eten.  20  Maar iemand die, terwijl onreinheid hem aankleeft , vlees eet van het vredeoffer dat de Eeuwige toebehoort, die zal uit zijn volksgenoten uitgeroeid worden.  21  En wanneer iemand iets onreins aanraakt , onreinheid van mensen of onreine dieren of enig onrein kruipend gedierte,  en eet van het vlees van het vredeoffer dat de Eeuwige toebehoort, dan zal hij uit zijn volksgenoten uitgeroeid worden.  22  De Eeuwige sprak tot Moshé:  23  Spreek tot de Israëlieten:  Gij zult in het geheel geen vet van rund,  schaap of geit eten.  24  Het vet van een gestorven of verscheurd dier mag voor allerlei doeleinden gebruikt worden , maar eten zult gij het in geen geval .  25  Want ieder die vet eet van het vee, waarvan men een vuuroffer voor de Eeuwige brengt, (wie dat eet, zal uit zijn volksgenoten uitgeroeid worden).  26  Ook zult gij in al uw woonplaatsen in het geheel geen bloed eten, van gevogelte noch van vee.  27  Al wie enig bloed eet, die zal uit zijn volksgenoten uitgeroeid worden .  28  De Eeuwige sprak tot Moshé:  29  Spreek tot de Israelieten:  Hij die de Eeuwige zijn vredeoffer offert,  moet de Eeuwige een deel van zijn vredeoffer als offergave brengen.  30  Eigenhandig zal hij de vuuroffers van de Eeuwige brengen; het vet met de borst zal hij brengen, de borst, om die als beweegoffer te bewegen voor het aangezicht van de Eeuwige.  31  En de priester zal het vet in rook doen opgaan op het altaar, maar de borst zal voor Aharon en zijn zonen zijn.  32  De rechterschenkel zult gij als een heffing van uw vredeoffers aan de priester geven. 33  Diegene van de zonen van Aharon, die het bloed van het vredeoffer en het vet offert,  hem zal de rechterschenkel ten deel vallen .  34  Want de beweegborst en de hefschenkel neem Ik van de Israelieten van hun vredeoffers en geef die aan de priester Aharon, en aan zijn zonen, als een altoosdurende inzetting voor de Israelieten .  35 Dit is het gewijde deel van Aharon en zijn zonen in de vuuroffers van de Eeuwige, ten dage dat Hij hen deed naderen om als priester de Eeuwige te dienen,  36  hetgeen de Eeuwige gebood hun te geven , ten dage dat Hij hen zalfde uit de Israelieten, als een altoosdurende inzetting voor hun geslachten.  37  Dit is de wet op het brandoffer, het spijsoffer, het zondoffer, het schuldoffer, het wijdingsoffer en het vredeoffer,  38  die de Eeuwige Moshé gebood op de berg Sinai, ten dage dat Hij de Israelieten gebood hun offers de Eeuwige te brengen , in de woestijn Sinai.  8:1 De Eeuwige sprak tot Moshé:  2  Neem Aharon en zijn zonen met hem, de klederen, de zalfolie, de stier van het zondoffer, de beide rammen en de korf met de ongezuurde broden,  3  en roep de gehele vergadering samen bij de ingang van de tent der samenkomst.  4  En Moshé deed, zoals de Eeuwige hem geboden had, en de vergadering werd samengeroepen bij de ingang van de tent der samenkomst .  5  Toen zeide Moshé tot de vergadering:  Dit is het, wat de Eeuwige geboden heeft te doen.  6  En Moshé deed Aharon en zijn zonen naderen en wies hen met water;  7  daarna deed hij hem het onderkleed aan,  omgordde hem met de gordel, bekleedde hem met het opperkleed, deed de efod daarover,  omgordde hem met de band van de efod en bond hem die om.  8  Daarna deed hij hem het borstschild aan en legde in het borstschild de Urim en de Tummim.  9  Vervolgens zette hij hem de tulband op het hoofd en bevestigde voor op de tulband de gouden plaat, de heilige diadeem,  zoals de Eeuwige Moshé geboden had.   10  Toen nam Moshé de zalfolie en zalfde de tabernakel en alles wat daarin was en heiligde dat.  11  Ook sprenkelde hij daarvan op het altaar , zevenmaal, en zalfde het altaar met al zijn toebehoren, benevens het wasbekken en zijn voetstuk, om ze te heiligen.  12  Daarna goot hij van de zalfolie op het hoofd van Aharon, en hij zalfde hem om hem te heiligen.  13  En Moshé deed de zonen van Aharon naderen , bekleedde hen met een onderkleed,  omgordde hen met een gordel en bond hun hoofddoeken om, zoals de Eeuwige Moshé geboden had.  14 Toen liet hij de stier van het zondoffer nader brengen, en Aharon en zijn zonen legden hun handen op de kop van de stier van het zondoffer.  15  En hij slachtte die, en Moshé nam het bloed en streek dat met zijn vinger rondom aan de horens van het altaar en ontzondigde het altaar; het overige bloed goot hij uit aan de voet van het altaar.  Zo heiligde hij dit en deed daarover verzoening .  16  En hij nam al het vet dat op de ingewanden ligt, het aanhangsel aan de lever, de beide nieren en het vet daaraan, en Moshé deed het in rook opgaan op het altaar.  17  Maar de stier met zijn huid, zijn vlees en zijn mest verbrandde hij met vuur buiten de legerplaats, zoals de Eeuwige Moshé geboden had.  18  Daarop bracht hij de ram van het brandoffer nader , en Aharon en zijn zonen legden hun handen op de kop van de ram, en hij slachtte die,  19  en Moshé sprengde het bloed rondom tegen het altaar.  20  De ram verdeelde hij in stukken, en Moshé deed de kop, de stukken en het vet in rook opgaan.  21  De ingewanden echter en de onderschenkels wies hij met water, en Moshé deed de gehele ram op het altaar in rook opgaan; het was een brandoffer tot een liefelijke reuk, een vuuroffer was het voor de Eeuwige, zoals de Eeuwige Moshé geboden had.  22  Nu bracht hij de tweede ram, de ram ter inwijding, nader, en Aharon en zijn zonen legden hun handen op de kop van de ram .  23  En hij slachtte die, en Moshé nam een deel van het bloed en streek het aan Aharons rechter oorlel, aan zijn rechterduim en aan zijn rechter grote teen.  24  En hij deed de zonen van Aharon naderen en Moshé streek het bloed aan hun rechter oorlel en aan hun rechterduim en aan hun rechter grote teen, en Moshé sprengde het bloed rondom tegen het altaar.  25  En hij nam het vet, de vetstaart, al het vet dat op de ingewanden ligt, het aanhangsel aan de lever, de beide nieren en het vet daaraan en de rechterschenkel.  26  En uit de korf met ongezuurde broden, die voor het aangezicht van de Eeuwige stond, nam hij een ongezuurd brood, een geoliede broodkoek en een dunne koek, legde die op de vetdelen en op de rechterschenkel,  27  en legde dat alles op de handen van Aharon en van zijn zonen en bewoog dat als een beweegoffer voor het aangezicht van de Eeuwige .  28  Daarna nam Moshé het van hen over en deed het op het altaar op het brandoffer in rook opgaan; het was een wijdingsoffer tot een liefelijke reuk; een vuuroffer was het voor de Eeuwige.  29  En Moshé nam de borst en bewoog die als beweegoffer voor het aangezicht van de Eeuwige; van de ram ter inwijding viel die Moshé ten deel, zoals de Eeuwige Moshé geboden had.  30  Voorts nam Moshé een deel van de zalfolie en van het bloed, dat op het altaar was, en sprenkelde dat op Aharon , op zijn klederen en ook op zijn zonen en de klederen van zijn zonen; zo heiligde hij Aharon en zijn klederen en ook zijn zonen en de klederen van zijn zonen.  31 En Moshé zeide tot Aharon en zijn zonen: Kookt het vlees aan de ingang van de tent der samenkomst; daar zult gij het eten met het brood dat in de korf van de wijdingsoffers is, zoals ik geboden heb , dat Aharon en zijn zonen het zouden eten .  32  Wat nu van het vlees en het brood overblijft , zult gij met vuur verbranden.  33  En van de ingang van de tent der samenkomst zult gij gedurende zeven dagen niet weggaan , tot de dag waarop de dagen uwer wijding vervuld zijn; want zeven dagen zal uw wijding duren.  34  Zoals men op deze dag gedaan heeft,  zo heeft de Eeuwige geboden voortaan te handelen , om over u verzoening te doen.  35  Bij de ingang van de tent der samenkomst zult gij dag en nacht, zeven dagen lang, blijven en gij zult het u door de Eeuwige gegeven voorschrift in acht nemen, opdat gij niet sterft, want zo is mij geboden.  36  Aharon en zijn zonen nu deden alles wat de Eeuwige door de dienst van Moshé geboden had.

 

Jer 7:21-8:3, 21 Zo zegt de Eeuwige der heerscharen, de God van Israel: Voegt uw brandoffers bij uw slachtoffers en eet vlees;  22  want Ik heb tot uw vaderen, toen Ik hen uit het land Egypte leidde, niet gesproken noch hun een gebod gegeven ter zake van brandoffer en slachtoffer,  23  maar dit gebod heb Ik hun gegeven : Hoort naar mijn stem, dan zal Ik u tot een God en zult gij Mij tot een volk zijn , en wandelt op de ganse weg die Ik u gebied, opdat het u welga.   24  Doch zij hoorden niet, noch neigden hun oor, maar zij wandelden naar de verstokte overleggingen van hun boos hart en keerden zich achterwaarts en niet voorwaarts,  25  van de dag af dat uw vaderen uit het land Egypte gingen tot op deze dag.  Ook zond Ik tot u al mijn knechten, de profeten, dagelijks, vroeg en laat ,  26  doch zij hoorden naar Mij niet noch neigden hun oor, maar betoonden zich hardnekkiger dan hun vaderen.  27  Ook nu gij tot hen al deze woorden spreekt , horen zij niet naar u, en nu gij tot hen roept, antwoorden zij u niet ;  28  zeg dus van hen: Dit is het volk dat niet hoort naar de stem van de Eeuwige , zijn God, en dat geen tuchtiging aanneemt ; de oprechtheid is verdwenen en teloorgegaan uit hun mond.  29 Scheer uw hoofdhaar af en werp het weg , hef op de kale heuvels een klaaglied aan: de Eeuwige heeft verworpen en prijsgegeven het geslacht waarop zijn verbolgenheid rust.  30  Want de kinderen van Juda hebben gedaan wat kwaad is in mijn ogen, luidt het woord van de Eeuwige; zij hebben hun gruwelen geplaatst in het huis, waarover mijn naam is uitgeroepen, om dat te verontreinigen,  31  en zij hebben de hoogten van Tofet gebouwd , die zich in het dal Ben-hinnom bevinden, om hun zonen en dochters met vuur te verbranden, hetgeen Ik niet geboden heb en wat in mijn hart niet is opgekomen .  32  Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord van de Eeuwige, dat niet meer gezegd zal worden: Tofet en dal Ben-hinnom , maar: Moorddal; en men zal in Tofet begraven bij gebrek aan plaats,   33  ja, de lijken van dit volk zullen het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde tot voedsel strekken, zonder dat iemand ze verjaagt.  34  En Ik zal in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem doen verstommen de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid,  de stem van de bruidegom en de stem der bruid , want het land zal een verwoesting zijn .  8:1 Te dien tijde, luidt het woord van de Eeuwige , zal men de beenderen van de koningen en de beenderen van de vorsten van Juda, de beenderen van de priesters, de beenderen van de profeten en de beenderen van de inwoners van Jeruzalem uit hun graven halen, 2  en ze uitspreiden voor de zon en de maan en het gehele heer des hemels, die zij hebben liefgehad en gediend, die zij achternagelopen zijn en gezocht hebben en waarvoor zij zich hebben neergebogen; zij zullen niet bijeengezameld noch begraven worden, tot mest op de akker zullen zij zijn.  3  En de dood zal boven het leven verkozen worden door het ganse overblijfsel, door hen die van dit boos geslacht zullen overblijven in alle plaatsen waarheen Ik hen zal verdreven hebben, luidt het woord van de Eeuwige der heerscharen. 

 

9:22-23  22  (Spreek, zo luidt het woord van de Eeuwige) zodat vallen de lijken der mensen als mest op het velden als een garve achter de maaier, die niemand opzamelt.  23 Zo zegt de Eeuwige: De wijze roeme niet op zijn wijsheid, en de sterke roeme niet op zijn kracht, de rijke roeme niet op zijn rijkdom, 

 

 

Een paar gedachten

 

>De Eeuwige sprak tot Moshé: Gebied Aharon en zijn zonen het volgende (6:8,9). De instructies (voor de priesters) worden gegeven voor alle nakomelingen van Aharon voor alle tijden.

 

>Een vuur zal voortdurend brandende gehouden worden op het altaar, het mag niet uitgaan. (6:13). Ook op hun reis naar Eretz Israël moest men er voortdurend op letten dat het vuur branden bleef. Ook later als de tempel er zou zijn en er allerlei dingen zouden kunnen gebeuren. Het roept op om in elke situatie, in welke cultuur aan ook. G’d te dienen zonder geïnfecteerd en beïnvloed te worden door de omgeving.

 

>dit zij een altoosdurende inzetting voor uw geslachten (6:18), het is een altoosdurende inzetting (6:22), als een altoosdurende inzetting (7:36). De offerinstructies zijn instructies die voor eeuwig van kracht zijn en blijven. G’d is niet veranderd. Zie Mal. 3:1 Zie, Ik zend mijn bode, die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal; plotseling zal tot zijn tempel komen de heer (Adon), die gij zoekt, namelijk de Engel des verbonds, die gij begeert. Zie, Hij komt, zegt de Eeuwige der heerscharen.  2  Doch wie kan de dag van zijn komst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van de smelter en als het loog van de blekers. 3  Hij zal zitten, het zilver smeltend en reinigend. Hij zal de zonen van Levi reinigen, Hij zal hen louteren als goud en als zilver, opdat zij de Eeuwige in gerechtigheid offer brengen. 4 Dan zal het offer van Juda en van Jeruzalem de Eeuwige aangenaam zijn als in de dagen van ouds en als in vroegere jaren. 5  Ik zal tot u ten gerichte naderen; Ik zal een snelle aanklager zijn tegen de tovenaars, tegen de echtbrekers, tegen de meinedigen, tegen hen die het loon van de dagloner drukken, weduwe en wees verdrukken, en de vreemdeling terzijde dringen, maar Mij niet vrezen, zegt de Eeuwige der heerscharen. 6  Voorwaar, Ik, de Eeuwige, ben niet veranderd, en gij kinderen van Jakob, zijt niet verteerd. 7 Van de dagen uwer vaderen af zijt gij afgeweken van mijn inzettingen en hebt ze niet onderhouden. Keert terug tot Mij, dan zal Ik tot u terugkeren, zegt de Eeuwige der heerscharen. En dan zegt gij: In welk opzicht moeten wij terugkeren? 8  Mag een mens God beroven? Toch berooft gij Mij. En dan zegt gij: Waarin beroven wij U? In de tienden en de heffing. 9  Met de vloek zijt gij vervloekt, en Mij berooft gij, gij volk in zijn geheel. 10  Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer, opdat er spijze zij in mijn huis; beproeft Mij toch daarmede, zegt de Eeuwige der heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten.

 

>Spreek tot Aharon en zijn zonen: Dit is de wet op het zondoffer: ter plaatse waar het brandoffer geslacht wordt, zal ook het zondoffer geslacht worden voor het aangezicht van de Eeuwige, het is allerheiligst (6:25). De offers moesten op een specifieke plaats geslacht en geofferd worden zoals bij het sprengen van het bloed (wat ook op een specifieke manier gedaan moest worden (zie ook 7:1 Ter plaatse waar men het brandoffer slacht , zal men het schuldoffer slachten; en het bloed daarvan zal men rondom op het altaar sprengen)). Anders was het offer geen voor G’d ‘welbehagelijk’ offer.

 

>Offers waren noodzakelijk voor een aantal specifieke (onopzettelijke) zonden en situaties van onreinheid. Daar was verzoening voor een offer voor nodig als men in de tempel tot G’d wilde naderen. Voor alle andere zonden was bekering het zoenmiddel. Nu is er nog geen tempel en kunnen we dus ook niet naar de tempel gaan en zijn dus die offers die nodig waren/zijn om G’d in de tempel te naderen niet van toepassing. Voor deze tijd geldt Hos. 14:2 “Komt met woorden van schuldbelijdenis, bekeert u tot de Eeuwige, zegt tot Hem: Vergeef de ongerechtigheid geheel en al, en wees genadig; wij bieden als offerstieren de belijdenis onzer lippen.”

 

>Zondoffer en schuldoffer moet op hetzelfde altaar geofferd worden: God wil de offeraar van het niet direct in verlegenheid(voor de toeschouwers) brengen doordat hij herkenbaar zou zijn als dat hij een bepaald offer brengt.

 

>Onthouden van eten van bloed (7:26). De ziel zit in het bloed (17:11). De ziel is iets wat aan God toebehoort, wat heilig voor God is. Onthouding ervan roept op tot respect voor het leven wat door God gegeven is. Het enige waar je bloed voor kunt gebruiken is als zoenmiddel (in de tempel op de specifieke plaatsen) voor de specifiek vermelde (onopzettelijke) zonden

 

>Offerandes gebeuren op basis van vrijwilligheid.

 

>Lofoffers brengen kan doorlopend. Volgens de joodse uitleggers worden er vier specifieke redenen in de bijbel genoemd voor het brengen van een lofoffer: Zie Psalm 107: 1e 107:4  “Er waren er, die dwaalden in de woestijn (dat zijn onttrekkers aan plaatselijk gezag), op een eenzame weg, een stad ter woning vonden zij niet;  5  hongerig waren zij, ja dorstig, hun ziel versmachtte in hen.  6  Toen riepen zij tot de Eeuwige in hun benauwdheid, en Hij redde hen uit hun angsten;  7  Hij deed hen treden op een effen weg om te gaan naar een stad ter woning.  8  Dat zij de Eeuwige loven om zijn goedertierenheid en om zijn wonderen aan de mensenkinderen. 9  omdat Hij de dorstende ziel heeft gelaafd en de hongerende ziel met het goede vervuld.”  2e “10 Er waren er, die in donkerheid en diepe duisternis zaten (dat zijn verwerpers van ethische en morele wetten), gebonden in ellende en ijzer.  11  Omdat zij de woorden Gods hadden weerstreefd en de raad des Allerhoogsten versmaad,  12  had Hij hun hart door moeite vernederd ; zij struikelden, en er was geen helper .  13  Toen riepen zij tot de Eeuwige in hun benauwdheid, en Hij verloste hen uit hun angsten;  14  Hij voerde hen uit donkerheid en diepe duisternis en verscheurde hun banden.  15  Dat zij de Eeuwige loven om zijn goedertierenheid en om zijn wonderen aan de mensenkinderen,  16  omdat Hij koperen deuren heeft verbroken en ijzeren grendels verbrijzeld.” 3e “17 Er waren dwazen, die wegens hun zondige wandel en wegens hun ongerechtigheden gepijnigd werden (dat zijn negeerders van de (Thora)wetten van persoonlijke zorg);  18  hun ziel gruwde van elke spijze,  zij waren de poorten des doods nabij.   19  Toen riepen zij tot de Eeuwige in hun benauwdheid, en Hij verloste hen uit hun angsten;  20  Hij zond zijn woord, Hij genas hen en deed hen aan de groeve ontkomen.  21  Dat zij de Eeuwige loven om zijn goedertierenheid en om zijn wonderen aan de mensenkinderen;  22  dat zij lofoffers offeren en zijn werken met gejubel vertellen.” 4e  “23 Er waren er, die met schepen de zee bevoeren (dat zijn negeerders van natuurlijke wetten), die handel dreven op de grote wateren.  24  Zij zagen de werken van de Eeuwige en zijn wonderen in de diepte.  25  Hij sprak en deed een stormwind opsteken, die haar golven omhoog hief;  26  zij rezen ten hemel, zonken neer in de waterdiepten, hun ziel verging van ellende;  27  zij tuimelden en wankelden als een beschonkene, al hun wijsheid werd verslonden.  28  Toen riepen zij tot de Eeuwige in hun benauwdheid, en Hij voerde hen uit hun angsten;  29  Hij maakte de storm tot een zacht suizen , zodat de golven stil werden.  30  Zij verheugden zich, omdat die tot rust kwamen, en Hij leidde hen naar de haven van hun begeerte.  31  Dat zij de Eeuwige loven om zijn goedertierenheid en om zijn wonderen aan de mensenkinderen; 

 

>God heeft ten diepste geen behoefte aan offerande van dieren. Hij wil gehoorzaamheid (Jer.7:22 en 23). 1 Samuel 15:22  Maar Samuel zeide: Heeft de Eeuwige evenzeer welgevallen aan brandoffers en slachtoffers als aan horen naar de Eeuwige’s stem? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffers,  luisteren beter dan het vette der rammen. Psalmen 51:16 Want Gij hebt geen behagen in slachtoffers, dat ik die brengen zou; aan brandoffers hebt Gij geen welgevallen 17  De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God. 

 

 

 

 

 

 

Links voor bestudering van het  Thoragedeelte:

 

Nederlands:

http://www.joodsleven.nl/

http://www.nik.nl (onder Over Jodendom, Parasje van de week)

http://bethhamidrash.org/online/parashat-hashavua/

 

Engels:

http://ravkooktorah.org/

http://www.machonmeir.net/

http://www.torah.org/learning/torahportion.php3

http://www.chabad.org/parshah/default.asp

http://www.shemayisrael.co.il/parsha/eylevine/Archives.htm

http://israelvisit.co.il/top/previous.shtml

 

 

 

 

Start ] Omhoog ] Nr25 - Shemini ] [ Inhoud ]

Voor vragen of opmerkingen over deze website verzenden aan
webmaster@shalom-center.org
Laatst bijgewerkt: 29 november 2021