Nr16 - Yitro

  UP-DATE'S -- Hier vindt U de recente wijzigingen, toevoegingen en actuele publicaties

 

 

 

 

 

Start
Omhoog
English
עברית
Español
Wie zijn wij?
Activiteiten
Shabbath in Susya
Thora
Tenach
Emuna
Mitswot
Het Joodse vragertje
Messias
Beth HaMikdash
Joods denken
Jodendom
Kabbalah
ISRAEL
Zionisme
Aliyah
Gebeden
Zmirot
Citaten
Links
Noachidisch
Lectuur

 

 

 

Thora-gedeelte Yitro (Jetro)

 

Yitro(Yitro/Jetro),   Ex 18:1-20:23, Haftara: Jes. 6:1-7:6, 9:5

 

Ex 18:1-20:23   1 En Yitro, de priester van Midjan, de schoonvader van Moshé, hoorde alles wat G’d voor Moshé en zijn volk Israël gedaan had, dat de Eeuwige Israël uit Egypte had geleid.  2  Toen nam Yitro, de schoonvader van Moshé, Sippora, de vrouw van Moshé, (nadat deze haar had weggezonden),  3 benevens haar beide zonen; van wie de ene Gersom heette, want, had hij gezegd, ik ben een vreemdeling geweest in een vreemd land,  4  en de andere Eliezer, want de G’d van mijn vader is mijn hulp geweest en heeft mij gered van het zwaard van Farao.  5  Toen Yitro, de schoonvader van Moshé,  met diens zonen en vrouw bij Moshé kwam in de woestijn, waar hij gelegerd was bij de berg G’ds,  6 liet hij aan Moshé zeggen: Ik, uw schoonvader Yitro, kom tot u met uw vrouw en haar beide zonen.  7 Daarop ging Moshé zijn schoonvader tegemoet, boog zich voor hem neer en kuste hem; zij vroegen naar elkanders welstand en gingen naar de tent.  8 Toen vertelde Moshé zijn schoonvader al wat de Eeuwige Farao en de Egyptenaren had aangedaan ter wille van Israël, alle moeiten die hen onderweg getroffen hadden, en hoe de Eeuwige hen had gered.  9  En Yitro verheugde zich over al het goede dat de Eeuwige aan Israël gedaan had , dat Hij het uit de macht der Egyptenaren had gered.  10  En Yitro zeide: Geprezen zij de Eeuwige, die u gered heeft uit de macht der Egyptenaren en van Farao.   11  Nu weet ik, dat de Eeuwige groter is dan alle goden; want Hij heeft het volk uit de macht der Egyptenaren gered, omdat dezen overmoedig tegen hen waren opgetreden.  12  En Yitro, de schoonvader van Moshé, nam een brandoffer en slachtoffers voor G’d;  en Aharon en alle oudsten van Israël kwamen om met de schoonvader van Moshé voor het aangezicht van G’d maaltijd te houden .  13 De volgende dag hield Moshé zitting om recht te spreken over het volk; en het volk stond voor Moshé van de morgen tot de avond.  14  Toen de schoonvader van Moshé zag al wat hij te doen had met het volk , zeide hij: Wat hebt gij toch met het volk te doen! Waarom houdt gij alleen zitting, terwijl het gehele volk voor u staat van de morgen tot de avond?  15 En Moshé zeide tot zijn schoonvader: Omdat het volk tot mij komt om G’d te vragen.  16  Wanneer zij een zaak hebben, komt deze tot mij en spreek ik recht tussen de een en de ander; bovendien maak ik de inzettingen en wetten G’ds bekend. 17 Maar de schoonvader van Moshé zeide tot hem: Het is niet goed, wat gij doet.  18  Gij raakt geheel uitgeput, gij zowel als dit volk dat met u is;  want dit is te zwaar voor u, gij kunt het alleen niet doen.  19  Luister nu naar mij, ik zal u raad geven en G’d zal met u zijn.  Vertegenwoordig gij het volk bij G’d en breng de zaken voor G’d.  20  Voorts moet gij hun de inzettingen en de wetten G’ds inscherpen, en hun de weg bekend maken , die zij te gaan, en het werk dat zij te volbrengen hebben.  21  Daarnaast moet gij onder het gehele volk omzien naar flinke, godvrezende,  betrouwbare mannen, die winstbejag haten,  en hen over hen aanstellen als oversten van duizend, oversten van honderd, oversten van vijftig en oversten van tien.  22  Die zullen te allen tijde onder het volk rechtspreken; dan zullen zij alle grote zaken voor u brengen, maar alle kleine zaken zullen zij zelf berechten,  zodat zij u verlichting geven en met u meedragen.  23  Indien gij dit doet en G’d het u gebiedt, dan zult gij staande kunnen blijven en zal ook al dit volk tevreden naar zijn woonplaats gaan.  24  Moshé nu luisterde naar de woorden van zijn schoonvader en deed al hetgeen hij gezegd had.  25  Onder geheel Israël koos Moshé flinke mannen en stelde hen aan als hoofden over het volk, oversten van duizend , oversten van honderd, oversten van vijftig en oversten van tien.  26  Dezen spraken te allen tijde recht onder het volk; de moeilijke zaken brachten zij tot Moshé, maar alle kleine zaken berechtten zij zelf.  27  Toen liet Moshé zijn schoonvader gaan en deze ging naar zijn land. 

19:1 In de derde maand na de uittocht der Israëlieten uit het land Egypte, op dezelfde dag, kwamen zij in de woestijn Sinai.  2  Nadat zij van Refidim opgebroken waren,  kwamen zij in de woestijn Sinai en legerden zich in de woestijn; en Israël legerde zich daar tegenover de berg.  3  Toen klom Moshé op tot G’d, en de Eeuwige riep tot hem van de berg, en zeide: Zo zult gij zeggen tot het huis van Jakob en meedelen aan de Israëlieten:  4  gij hebt gezien, wat Ik de Egyptenaren heb aangedaan, en dat Ik u op arendsvleugelen gedragen en tot Mij gebracht heb.  5  Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond bewaart,  dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij.  6  En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult.  7  Toen kwam Moshé en ontbood de oudsten van het volk en legde hun al deze woorden die de Eeuwige hem geboden had , voor.  8  En het gehele volk antwoordde eenparig : Alles wat de Eeuwige gesproken heeft , zullen wij doen. En Moshé bracht de woorden van het volk weder aan de Eeuwige over.  9 Daarna zeide de Eeuwige tot Moshé: Zie , Ik kom tot u in een donkere wolk , opdat het volk kan horen, wanneer Ik met u spreek, en zij ook voor altoos in u geloven. En Moshé deelde de woorden van het volk aan de Eeuwige mee.  10  En de Eeuwige zeide tot Moshé: Ga tot het volk; heilig hen heden en morgen, en laten zij hun klederen wassen.  11  En tegen de derde dag zullen zij gereed zijn, want op de derde dag zal de Eeuwige nederdalen voor de ogen van het gehele volk op de berg Sinai.  12  Daarom zult gij het volk buiten een bepaalde kring houden en zeggen: Wacht er u voor de berg te bestijgen, of maar de voet ervan aan te raken; ieder die de berg aanraakt , zal zeker ter dood gebracht worden.  13  Geen hand zal hem aanraken, want dan zal men zeker gestenigd of met pijlen doorschoten worden; hetzij dier hetzij mens, hij zal niet blijven leven.  Eerst bij de langgerekte toon van de hoorn mogen zij de berg bestijgen.  14  Toen daalde Moshé de berg af naar het volk; hij heiligde het volk en zij wiesen hun klederen.  15  En hij zeide tot het volk: Weest over drie dagen gereed, nadert niet tot een vrouw.  16 En het geschiedde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er donderslagen en bliksemstralen en een zware wolk op de berg waren en zeer sterk bazuingeschal , zodat al het volk dat in de legerplaats was, beefde.  17  Toen leidde Moshé het volk uit de legerplaats G’d tegemoet en zij stelden zich op onder aan de berg.  18  En de berg Sinai stond geheel in rook , omdat de Eeuwige daarop nederdaalde in vuur; de rook daarvan steeg op als de rook van een oven, en de gehele berg beefde zeer.  19  Het geluid van de bazuin werd gaandeweg zeer sterk. Moshé sprak,  en G’d antwoordde hem in de donder.  20  Toen daalde de Eeuwige neder op de berg Sinai, op de bergtop, en de Eeuwige riep Moshé naar de bergtop, en Moshé klom naar boven.  21  Daarna zeide de Eeuwige tot Moshé: Daal af, waarschuw het volk, dat zij niet doordringen tot de Eeuwige om iets te zien ; dan zouden velen van hen vallen.  22  En ook de priesters die tot de Eeuwige naderen, zullen zich heiligen, opdat de Eeuwige niet tegen hen losbreke.  23  Toen zeide Moshé tot de Eeuwige: Het volk kan de berg Sinai niet bestijgen, want gij hebt ons gewaarschuwd : zet de berg af en heilig hem.  24  Daarop zeide de Eeuwige tot hem: Ga , daal af en klim met Aharon naar boven; maar de priesters en het volk mogen niet doordringen om tot de Eeuwige op te klimmen, opdat Hij niet tegen hen losbreke .  25  Toen daalde Moshé af tot het volk en zeide het hun. 

20:1 Toen sprak G’d al deze woorden:  2  Ik ben de Eeuwige, uw G’d, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb.  3  Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.  4  Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde,  noch van wat in de wateren onder de aarde is.  5  Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Eeuwige, uw G’d , ben een naijverig G’d, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, 6 en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.  7  Gij zult de naam van de Eeuwige, uw G’d, niet ijdel gebruiken, want de Eeuwige zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt.  8  Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt;  9  zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen;  10  maar de zevende dag is de sabbat van de Eeuwige , uw G’d; dan zult gij geen werk doen , gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee,  noch de vreemdeling die in uw steden woont.  11  Want in zes dagen heeft de Eeuwige de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Eeuwige de sabbatdag en heiligde die.  12 Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Eeuwige, uw G’d, u geven zal.  13  Gij zult niet doodslaan.  14  Gij zult niet echtbreken.  15  Gij zult niet stelen.  16  Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.  17  Gij zult niet begeren uws naasten huis ; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd , noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.  18 En het gehele volk was getuige van de donderslagen, de bliksemstralen, het geluid van de bazuin en de rokende berg. Toen het volk het zag, beefde het en bleef van verre staan.  19  En zij zeiden tot Moshé: Spreek gij met ons, dan zullen wij horen; maar G’d spreke niet met ons, opdat wij niet sterven.  20  Maar Moshé zeide tot het volk:  Vreest niet, want G’d is gekomen om u op de proef te stellen, en opdat er vrees voor Hem over u kome, dat gij niet zondigt.  21  Het volk nu bleef van verre staan,  maar Moshé naderde tot de donkerheid waarin G’d was.  22 Toen zeide de Eeuwige tot Moshé: Zo zult gij zeggen tot de Israëlieten:  gij hebt gezien, dat Ik van de hemel met u gesproken heb: 23  gij zult naast Mij geen goden maken;  noch van zilver noch van goud zult gij ze u maken. 24  Een altaar van aarde zult gij voor Mij maken en daarop offeren uw brandoffers en uw vredeoffers, uw kleinvee en uw runderen. Op elke plaats waar Ik mijn naam doe gedenken, zal Ik tot u komen en u zegenen. 25  Indien gij echter een altaar van stenen voor Mij maakt, dan moogt gij het niet bouwen van gehouwen steen; wanneer gij dat met uw houweel bewerkt, ontwijdt gij het.

 

Jes. 6:1-7:6, 1 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Eeuwige zitten op een hoge en verheven troon en zijn zomen vulden de tempel.  2  Serafs stonden boven Hem; ieder had zes vleugels: met twee bedekte hij zijn aangezicht, met twee bedekte hij zijn voeten en met twee vloog hij.  3  En de een riep de ander toe:  Heilig, heilig, heilig is de Eeuwige der heerscharen, de ganse aarde is van zijn heerlijkheid vol.  4  En de dorpelposten beefden van het luide roepen en het huis werd vervuld met rook.  5 Toen zeide ik: Wee mij, ik ga ten onder , want ik ben een man, onrein van lippen, en woon te midden van een volk,  dat onrein van lippen is; en mijn ogen hebben de Koning, de Eeuwige der heerscharen, gezien.  6  Maar een der serafs vloog naar mij toe met een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar genomen had;  7  hij raakte mijn mond daarmede aan en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt; nu is uw ongerechtigheid geweken en uw zonde verzoend.  8  Daarop hoorde ik de stem van de Eeuwige, die zeide: Wie zal Ik zenden en wie zal voor Ons gaan? En ik zeide: Hier ben ik,  zend mij.  9 Toen zeide Hij: Ga, zeg tot dit volk: Hoort aldoor, maar verstaat niet, en ziet aldoor, maar merkt niet op.  10  Maak het hart van dit volk vet,  maak zijn oren doof en doe zijn ogen dichtkleven, opdat het met zijn ogen niet zie en met zijn oren niet hore en opdat zijn hart niet versta, zodat het zich niet bekere en genezen worde.  11  Toen vroeg ik: Hoelang, Adonai? Hij antwoordde: Totdat de steden verwoest zijn, zodat er geen inwoner meer is , en de huizen, zodat er geen mens meer in is, en het bouwland verwoest is tot een wildernis,  12  en de Eeuwige de mensen ver verwijderd heeft en het verlaten gebied in het land groot is.  13  Is daarin nog een tiende deel, dan zal dit weer verwoest worden. Evenals van een terebint en een eik na het vellen een tronk overblijft,  zo zal zijn tronk een heilig zaad zijn.

7:1 Het geschiedde nu in de dagen van Achaz,  de zoon van Jotam, de zoon van Uzzia, de koning van Juda, dat Resin, de koning van Aram, met Pekach, de zoon van Remaljahu, de koning van Israël, tegen Jeruzalem ten strijde trok; maar hij kon in de strijd daartegen de overhand niet behalen.  2  Toen men het koningshuis van David berichtte: Aram is neergestreken op Efraim, beefde zijn hart en ook het hart van zijn volk, zoals de bomen van het woud beven voor de wind.  3  Toen zeide de Eeuwige tot Jesaja: Ga Achaz tegemoet, gij en uw zoon Sear-jasub naar het einde van de waterleiding van de bovenste vijver, naar de weg van het Vollersveld,  4  en zeg tot hem: tracht rustig te blijven, vrees niet, uw hart versage niet voor deze twee rokende stompen brandhout: voor de brandende toorn van Resin en Aram en de zoon van Remaljahu .  5  Omdat Aram kwaad tegen u beraamd heeft, Efraim en de zoon van Remaljahu,  door te zeggen:  6  Wij zullen optrekken tegen Juda, het schrik aanjagen, het voor ons veroveren en de zoon van Tabeal daarin koning maken ;……….9:5  Want elke schoen die dreunend stampt, en elke mantel, in bloed gewenteld, zal verbrand worden, een prooi van het vuur.  

 

 

Een paar gedachten

>Toen nam Yitro, de schoonvader van Moshé, Sippora, de vrouw van Moshé, (nadat deze haar had weggezonden), 3 benevens haar beide zonen…….5  Toen Yitro, de schoonvader van Moshé,  met diens zonen en vrouw bij Moshé kwam in de woestijn, waar hij gelegerd was bij de berg G’ds (18:1-7) Het uitvoeren van G’ds instructies overstijgt alles. G’d zorgt dat alles (relatie met vrouw en kinderen) in orde blijft.

 

>En Yitro zeide: Geprezen zij de Eeuwige, die u gered heeft uit de macht der Egyptenaren en van Farao. 11 Nu weet ik, dat de Eeuwige groter is dan alle goden; want Hij heeft het volk uit de macht der Egyptenaren gered, omdat dezen overmoedig tegen hen waren opgetreden (18:10,11). Yitro geeft het voorbeeld om voor alle andere zaken, met elkaar G’d te loven. Hier zien we dat G’d door de vernietiging van de Egyptenaren is verheerlijkt.

 

>Voorts moet gij hun de inzettingen en de wetten G’ds inscherpen, en hun de weg bekend maken, die zij te gaan, en het werk dat zij te volbrengen hebben. (18:20). Sommige uitleggers gaan er vanwege dit vers er vanuit dat deze geschiedenis met Jetro historisch na de wetgeving heeft plaatsgevonden. Anderen zeggen dat hij door openbaring wist wat G’ds instructies waren 

 

>Daarnaast moet gij onder het gehele volk omzien naar flinke, godvrezende,  betrouwbare mannen, die winstbejag haten (18:21). Flink dat wil zeggen niet bang uitgevallen. Verder moeten ze mannen zijn die in geloof de weg van G’d gaan.

 

>gij hebt gezien, wat Ik de Egyptenaren heb aangedaan, en dat Ik u op arendsvleugelen gedragen en u tot Mij gebracht heb (19:4-5). Wonderen en zorg van G’d zijn ter voorbereiding op het ontvangen van instructies van G’d. G’d laat eerst zien dat Hij goed voor ieder zorgt die zijn vertrouwen op Hem stelt. Een arend vliegt onder zijn jongen als ze uitvliegen i.t.t. alle andere vogels. Omdat hij het hoogste vliegt komt het gevaar alleen van beneden.

 

>En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. (19:6). Het volk Israël heeft de roeping en een bestemming om een heilig volk voor G’d te zijn door te luisteren naar Zijn stem en om in Zijn wegen (de Thora) te gaan.

 

>En het gehele volk antwoordde eenparig: Alles wat de Eeuwige gesproken heeft, zullen wij doen. (19:8) Het volk Israël krijgt de Thora als ze bereidt zijn om de instructies op te volgen. Als G’d zou weten dat ze bij voorbaat toch niet zouden willen luisteren hadden ze de instructies niet gekregen.

 

>Daarna zeide de Eeuwige tot Moshé: Zie, Ik kom tot u in een donkere wolk, opdat het volk kan horen, wanneer Ik met u spreek, en zij ook voor altoos in u geloven (19:9). Het volk hoeft niet op Moshé overtuigingskracht af te gaan. Zij zelf horen G’d en weten dat het waar is.

 

>En de Eeuwige zeide tot Moshé: Ga tot het volk; heilig hen heden en morgen, en laten zij hun klederen wassen (19:10). Het volk moest zich (ook fysiek) voorbereiden om in G’ds aanwezigheid te komen. De fysieke handelingen hebben een geestelijke uitwerking.

 

>Het geluid van de bazuin werd gaandeweg zeer sterk. Moshé sprak, en G’d antwoordde hem in de donder.  Toen daalde de Eeuwige neder op de berg Sinai, op de bergtop, en de Eeuwige riep Moshé naar de bergtop, en Moshé klom naar boven. (19:19 ,20). G’d laat Zijn grootheid en Zijn majesteit zien. Voor Moshé die naar G’ds wil leefde was het niet afschrikwekkend. Hij kon op dat moment de berg op om met G’d te spreken.

 

>Toen sprak G’d al deze woorden:  ……ik ben de Eeuwige, uw G’d, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb….. Ex 20:1-17. Samenvatting (kelal) van de hele thora.

 

>Die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb (20:2). G’d heeft het volk uit Egypte bevrijd met de bedoeling dat ze een volk voor Hem is dat Hem dient op Zijn manier.

 

>Toen sprak G’d al deze woorden:  2  Ik ben de Eeuwige, uw G’d, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb.  3  Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.  4  Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde,  noch van wat in de wateren onder de aarde is. (20:1-17). G’d bekleed het volk met Zijn geboden. Zie ook Ezech. 16:9-13; 9  Toen wies Ik u met water, spoelde het bloed van u af en zalfde u met olie. 10  Ik bekleedde u met een kleurig geborduurd gewaad, schoeide u met het kostbaarste leder, wond u een fijn linnen hoofddoek om en hulde u in zijde. 11 Ik tooide u met sieraden, deed armbanden aan uw armen en een keten om uw hals. 12  Ik gaf u een ring voor uw neus, oorringen voor uw oren en een sierlijke kroon op het hoofd. 13  Gij tooidet u met goud en zilver, uw kleding was fijn linnen en zijde en kleurig geborduurd gewaad. Gij at fijn meel, honig en olie, en gij werdt uitermate schoon, ja, het koningschap waardig.

 

>Gedenk de shabbatdag, dat gij die heiligt; (20:8). Hier krijgt het volk nogmaals de opdracht de shabbat (die een scheppingsorde was) te heiligen. Op andere plaats legt G’d uit wat het heiligen van de shabbat is.

 

>Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Eeuwige, uw G’d, u geven zal. (20:12). Respect voor degene die je voor zijn gegaan om van hen te leren. In dit geval te leren van het Joodse volk. Aan hun zijn G’ds woorden toevertrouwt. Zie Jes. 59:21 (En wat Mij aangaat, dit is mijn verbond met hen, zegt de Eeuwige. Mijn Geest, die op u is, en mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, zullen niet wijken uit uw mond noch uit de mond van uw kroost, noch uit de mond van het kroost van uw kroost, zegt de Eeuwige, van nu aan tot in eeuwigheid.)

 

>Vreest niet, want G’d is gekomen om u op de proef te stellen, en opdat er vrees voor Hem over u kome, dat gij niet zondigt (20:20). G’d beproeft en laat Zijn grootheid zien opdat het volk Hem volkomen dient.

 

 

 

Links voor bestudering van het  Thoragedeelte:

 

Nederlands:

http://www.joodsleven.nl/

http://www.nik.nl (onder Over Jodendom, Parasje van de week)

http://bethhamidrash.org/online/parashat-hashavua/

 

Engels:

http://ravkooktorah.org/

http://www.machonmeir.net/

http://www.torah.org/learning/torahportion.php3

http://www.chabad.org/parshah/default.asp

http://www.shemayisrael.co.il/parsha/eylevine/Archives.htm

http://israelvisit.co.il/top/previous.shtml

 

 

 

 

 

Start ] Omhoog ] Nr17 - Mishpatim ] [ Inhoud ]

Voor vragen of opmerkingen over deze website verzenden aan
webmaster@shalom-center.org
Laatst bijgewerkt: 29 november 2021