Hosea 10-12

  UP-DATE'S -- Hier vindt U de recente wijzigingen, toevoegingen en actuele publicaties

 

 

 

 

 

Start
Omhoog
English
עברית
Espańol
Wie zijn wij?
Activiteiten
Shabbath in Susya
Thora
Tenach
Emuna
Mitswot
Het Joodse vragertje
Messias
Beth HaMikdash
Joods denken
Jodendom
Kabbalah
ISRAEL
Zionisme
Aliyah
Gebeden
Zmirot
Citaten
Links
Noachidisch
Lectuur

 

 

 

 

 

 

Hosea 10-12

 

1  Israel is een welige wijnstok, die zijn vruchten voortbrengt; naarmate hij meer vrucht verkreeg, maakte hij meer altaren; naarmate het zijn land beter ging, maakte hij mooiere gewijde stenen. 2  Bedrieglijk was hun hart, nu zullen zij hun schuld boeten: Hij zal hun altaren verwoesten, hun gewijde stenen vernielen. 3  Nu zeggen zij wel: Wij hebben geen koning. Maar, wanneer wij de Eeuwige niet vrezen, wat zou dan de koning voor ons kunnen doen? 4  Zij spreken holle woorden: zweren valse eden, sluiten maar verbonden. En het gericht schiet op als een gifplant in de voren van de akker. 5  Om dat kalf van Bet-awen zijn de inwoners van Samaria bezorgd; ja, daarover treurt het volk, daarover maken de afgodspriesters misbaar, omdat de heerlijkheid daarvan is geweken. 6  Ja, het wordt zelf naar Assur gebracht als een geschenk voor koning Strijdlust. Schande zal Efraim op zich laden, en Israel zal beschaamd uitkomen met zijn overleggingen. 7  Verdelgd wordt Samaria; zijn koning wordt als een spaander op het watervlak. 8  En verwoest worden de hoogten van Awen, Israels zonde. Doornen en distelen zullen hun altaren overwoekeren. En zij zullen zeggen tot de bergen: Bedekt ons, en tot de heuvelen: Valt op ons! 9  Sinds de dagen van Gibea hebt gij gezondigd, Israel. Daarbij zijn zij blijven staan; zou hen te Gibea de strijd tegen de goddelozen niet bereiken, 10  naar mijn begeren? Ja, Ik zal hen tuchtigen, en volken zullen tegen hen verzameld worden, terwijl zij getuchtigd zullen worden om hun beide zonden. 11  Efraim was een afgerichte jonge koe, die gewillig dorste; Ik heb haar schone hals gespaard. Ik ga Efraim inspannen, Juda zal ploegen, Jakob eggen. 12  Zaait in gerechtigheid, oogst in liefde, ontgint u nieuw land. Dan is het tijd om de Eeuwige te vragen, totdat Hij komt en voor u gerechtigheid laat regenen. 13  Gij hebt goddeloosheid geploegd, misdaad geoogst; de vrucht van leugen hebt gij gegeten, omdat gij hebt vertrouwd op uw eigen weg, op uw vele helden. 14  Daarom zal krijgsrumoer zich tegen uw volk verheffen, en al uw vestingen zullen worden verwoest, gelijk Salman Bet-arbel verwoestte, ten dage van de strijd, toen moeder en kinderen werden verpletterd. 15  Zulks heeft Betel u aangedaan, vanwege uw diepe verdorvenheid. In de morgenstond wordt de koning van Israel voorgoed verdelgd. 11:1 Toen Israel een kind was, heb Ik het liefgehad, en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen. 2  Hoe meer men hen riep, des te meer dwaalden zij weg: aan de Baals offerden zij en aan de gesneden beelden brachten zij reukoffers. 3  En Ik leerde Efraim lopen; Ik nam hen op mijn armen, maar zij erkenden niet dat Ik hen genas. 4  Met mensenbanden trok ik hen, met koorden der liefde; Ik was hun als degenen die het juk van hun kinnebak hieven. Ik neigde Mij tot hem, gaf hem te eten. 5 Zal hij niet naar het land Egypte terugkeren? Ja, Assur zal zijn koning zijn, omdat zij geweigerd hebben zich te bekeren. 6  Het zwaard zal zijn steden treffen en zijn grendels vernietigen en verteren wegens hun overleggingen. 7  Ja, mijn volk volhardt in het afdwalen van Mij. En al roepen zij tot Hem omhoog, Hij zal hen geenszins opheffen. 8  Hoe zou Ik u prijsgeven, Efraim, u overleveren, Israel? Hoe zou Ik u prijsgeven als Adma, u maken als Seboim? Mijn hart keert zich om in Mij, ten volle wordt mijn erbarming opgewekt. 9  Ik zal mijn brandende toorn niet ten uitvoer brengen. Ik zal Efraim niet verder verderven. Want Ik ben God en geen mens, heilig in uw midden, en Ik zal niet komen in toorngloed. 10  Zij zullen achter de Eeuwige aan gaan, als een leeuw zal Hij brullen. Wanneer Hij brult, dan zullen zonen uit het westen bevend komen. 11  Zij zullen bevend komen als een vogel uit Egypte, als een duif uit het land Assur, en Ik zal hen doen wonen in hun huizen, luidt het woord van de Eeuwige. 12  Met leugen heeft Efraim Mij omringd, met bedrog het huis Israels. Terwijl Juda zich voortdurend bandeloos gedraagt tegenover God en tegenover de Hoogheilige, die getrouw is. 12:1  Efraim weidt wind, en jaagt de gehele dag de oostenwind na, het vermeerdert leugen en verwoesting. Zij sluiten een verbond met Assur, en er wordt olie naar Egypte gebracht. 2  De Eeuwige heeft een rechtsgeding met Juda; Hij gaat Jakob straffen voor zijn wandel, naar zijn daden zal Hij hem vergelden. 3 In de moederschoot bedroog hij zijn broeder, en in zijn mannelijke kracht streed hij met God. 4  Hij streed tegen een engel en overwon. Hij weende en smeekte Hem om genade. Te Betel vond hij Hem, en daar sprak Hij met ons, 5  namelijk de Eeuwige, de God der heerscharen, wiens naam Eeuwige is. 6 Gij dan, keer tot uw God terug, bewaar liefde en recht en vertrouw voortdurend op uw God. 7 Kanaan, in zijn hand is een bedrieglijke weegschaal, afpersen is zijn lust. 8 Maar Efraim zegt: Waarlijk, ik ben rijk geworden, ik heb mij rijkdom verworven; in al mijn vermogen vindt men bij mij geen ongerechtigheid die zonde zou zijn. 9  Maar Ik ben de Eeuwige, uw God, van het land Egypte af. Ik zal u weer doen wonen in tenten als in de dagen der samenkomst. 10  En Ik zal tot de profeten spreken en Ik zal veel gezichten geven, en door de dienst van profeten zal Ik in gelijkenissen spreken. 11  Was Gilead boosheid, zij zijn tot louter niets geworden; heeft men in Gilgal stieren geofferd, ook hun altaren zullen als steenhopen worden in de voren van het veld. 12  Jakob vluchtte naar het veld van Aram, en Israel diende om een vrouw en om een vrouw was hij veehoeder. 13  Door een profeet heeft de Eeuwige Israel uit Egypte gevoerd, en door een profeet werd het gehoed. 14  Bitter krenkend heeft Efraim gehandeld, maar zijn Here zal zijn bloedschuld op hem doen neerkomen, en hem zijn smaad vergelden.

 

 

10:1 “Israel is een welige wijnstok, die zijn vruchten voortbrengt; naarmate hij meer vrucht verkreeg, maakte hij meer altaren” Als het goed ging met het volk Israel gebruikten ze dat ten dienste van afgoderij in plaats van dank te brengen aan HaShem. Ook daarom hielden de zegeningen op.

 

10:3 “Nu zeggen zij wel: Wij hebben geen koning. Maar, wanneer wij de Eeuwige niet vrezen, wat zou dan de koning voor ons kunnen doen?”

 

10:12 “Zaait in gerechtigheid, oogst in liefde, ontgint u nieuw land. Dan is het tijd om de Eeuwige te vragen, totdat Hij komt en voor u gerechtigheid laat regenen”. Als ze weer leven volgens de Thora instructies zal HaShem weer naar hen horen en hun gebeden beantwoorden en hun beschermen zoals hij heeft beloofd.

 

10:13 “Gij hebt goddeloosheid geploegd, misdaad geoogst; de vrucht van leugen hebt gij gegeten, omdat gij hebt vertrouwd op uw eigen weg, op uw vele helden”. Het volk vertrouwde niet meer op HaShem wat resulteerde in het volgen van een eigen weg vol met slechte dingen

 

10:14 “Daarom zal krijgsrumoer zich tegen uw volk verheffen, en al uw vestingen zullen worden verwoest”. Het gevolg daarvan (als het volk niet terugkeerde van die slechte weg) zou zijn dat er erge dingen hen zouden overkomen

 

11:1 “Toen Israel een kind was, heb Ik het liefgehad, en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen”. Het volk Israel in z’n geheel wordt de zoon van God genoemd zoals dat ook staat in Ex 4:22 “22  En dan moet jij tegen de farao zeggen: “Dit zegt de Eeuwige: Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon.”

 

11:5 “Ja, Assur zal zijn koning zijn, omdat zij geweigerd hebben zich te bekeren”. Daar ze zich weigerden te bekeren kregen ze Assyrië die over hen regeerde in plaats van een nakomeling van koning David.

 

11:8 “Hoe zou Ik u prijsgeven, Efraim, u overleveren, Israel? Hoe zou Ik u prijsgeven als Adma, u maken als Seboim? Mijn hart keert zich om in Mij, ten volle wordt mijn erbarming opgewekt.” De oordelen die het resultaat zijn van Israëls eigen handelen zijn maar tijdelijk.Het straffen is het volk ten goede. Ze zullen er uiteindelijk door terugkeren naar God. Zie vers 10 “Zij zullen achter de Eeuwige aan gaan, als een leeuw zal Hij brullen”

 

11:11 “Zij zullen bevend komen als een vogel uit Egypte, als een duif uit het land Assur, en Ik zal hen doen wonen in hun huizen, luidt het woord van de Eeuwige”. Als ze terugkeren naar God zullen ze weer terugkeren in hun land voor altijd.

 

12:6 “Gij dan, keer tot uw God terug, bewaar liefde en recht en vertrouw voortdurend op uw God.” Zij keren terug door weer de Thora te gaan onderhouden en op  HaShem te vertrouwen (hier heeft vertrouwen het woord ‘wachten op’ in zich.

 

 

 

 

 

 

Bron:

Tanach, Stone Editie, Hebreeuwse Tanach met Engelse vertaling

The Torah Anthology Yalkut Me'am Lo'ez, The book of Trei-Asar (1) Rabbijn Shmuel Yerushalmi

Judaica Books of the Prophets, The book of the twelve Prophets Volume one, Translation of text, Rashi and Commentary by Rabbi A.J. Rosenberg

 

 

Andere bijbelstudies van Hosea:

Hosea 1-3

Hosea 4-6

Hosea 7-9

Hosea 13-14

 

 

 

 

 

 

Start ] Omhoog ] Hosea 13-14 ] [ Inhoud ]

Voor vragen of opmerkingen over deze website verzenden aan
webmaster@shalom-center.org
Laatst bijgewerkt: 29 november 2021